High Impact Learning voor opleiden van de toekomst? #cviov
Wat zijn ingrediënten voor opleidingen waarvan het leren beklijft? Die vraag stond centraal tijdens de opening van het CvI-congres. Keynotespreker Filip Dochy vergat daarbij helaas af en toe de nuances aan te brengen.
Ik bezoek elk jaar met genoegen de conferentie van het Consortium voor Innovatie. Het ene jaar betreft het een managementconferentie, het andere jaar de conferentie over onderwijsvernieuwing en ICT. Dit jaar vindt deze laatste conferentie plaats in Leeuwarden, ook nog eens de culturele hoofdstad van Europa (Kultuer & Mienskip). Het CvI werkt daarbij altijd met gastcolleges. Dit jaar zijn dat Friesland College, Nordwin College en ROC Friese Poort.
Je kunt de conferentie via twitter volgen (#cviov) en via https://www.cviweb.nl/cviov2018/. Willem Karssenberg heeft weer een mooie groep edubloggers bereid gevonden hier impressies te schrijven. Mijn bijdragen vind je hier ook. Maar uiteraard ook op mijn eigen blog.
Na de officiële opening, waar studenten een grote rol bij speelden, mocht hoogleraar Filip Dochy een keynote verzorgen over ‘de opleiding van de toekomst’. Dochy heeft een aantal jaren geleden het model ‘High impact learning’ gelanceerd. Dit model kom je steeds vaker tegen binnen het middelbaar beroepsonderwijs en hoger beroepsonderwijs. Bij mijn oud-werkgever Gilde Opleidingen timmert men daarmee onder meer aan de weg (in Venray).
In 2016 heb ik aandacht geschonken aan een paper dat Filip Dochy hierover heeft gepubliceerd. De laatste tijd wordt deze bijdrage regelmatig geraadpleegd.
In zijn bijdrage stond Dochy stil bij:
Turbulente toekomst
- Technologie groeit exponentieel en geldt als accelerator van allerlei ontwikkelingen (o.a. artificiële intelligentie).
- Verder verandert arbeid (waar we werken, hoe we werken), met een focus op competenties.
Wat is High Impact Learning?
De basis hiervan is gebaseerd op 25 jaar wetenschappelijk onderzoek naar leren. Wat toont onderzoek aan?
Eenrichtings lesgeven is geen goed idee. We doen het te veel en gebruiken het voor de verkeerde doelen. Als we iets willen inleiden, toelichten of als lerenden om uitleg vragen, is instructie effectief. Dochy spreekt van 70/20/10 D:
70% interactie en teamwerk, 20% zelfstudie en 10% formeel instructie. Dat leidt tot effectief leren (aldus Dochy).
Welke factoren leiden tot impact? Het onderstaande is afkomstig uit een samenvatting die ik eerder heb geschreven).
- Een gevoel van urgentie, een ervaren ‘hiaat’ of probleem. Deze “UHP” vormt het startpunt of de aanleiding voor leren. Leren moet volgens Dochy vertrekken vanuit een duidelijke ervaring dat een probleem opgelost moet worden. Deze bouwsteen sluit aan op vertogen waarin wordt gesteld dat het bij ‘leren en ontwikkelen’ niet om het leren gaat, maar om ‘performance’. Dochy meent dat deze prikkels betekenis geven aan leren, en de betrokkenheid en intrinsieke motivatie voor leren bevorderen.
- Zelf-management en learner control. Het is belangrijk om expliciet terug te blikken op handelingen, en na te denken over wat je anders kunt doen (durf om het over een andere boeg te gooien). Daarbij gaat het om reflecteren na afloop van een actie, maar ook tijdens een actie. Bij kunnen en willen sturen vraagt om een flexibele houding, waarin de lerende de omgeving kan beïnvloeden om anders te acteren. Het vereist ook het nemen van zelfverantwoordelijkheid voor het eigen leren en professioneel handelen. Voldoende ‘learner control’, ruimte voor reflectie en adequate feedback van anderen zijn dan belangrijk voor het vertrouwen in eigen kunnen (self-efficacy).
- Collaboratie en coaching: sociale betrokkenheid, die tot uitdrukking komt in een “kluwen van sociale interacties” zouden deel uit moeten maken van leren. Samenwerking en coaching kunnen overigens een zeer divers karakter hebben. Dochy benadrukt hierbij ook het belang van vertrouwen voor echt leren.
- De hybride omgeving. Leren is een continu proces, en geen gebeurtenis, waarbij diverse bronnen en methodes worden ingezet (bijvoorbeeld een combinatie van online leren, face-to-face leren en werkplek leren, of de combinatie van synchroon en asynchroon leren). Dochy merkt hierbij op dat de mogelijkheden van digitale leeromgevingen overigens nog alles behalve “ten volle” worden benut.
- Actie en kennisdeling door de lerende. Dochy vindt het belangrijk dat lerenden actief leren, en samen met anderen. Verder zouden lerenden kennis vooral moeten toepassen in real-life of gesimuleerde situaties, of in de praktijk zelf. Het delen van kennis zou ‘just in time’ moeten plaats vinden, op het moment dat kennis toegepast moet worden om bijvoorbeeld een probleem op te lossen. Hij pleit ook voor het mogen maken van fouten en het krijgen van feedback daarbij. Het “rechtzetten van fouten” is voor hem “een gewoon acceptabel leeronderdeel”.
- Flexibiliteit in formeel en informeel leren. Volgens Dochy kun je binnen een “boeiende leeromgeving” niet alles vooraf plannen. Leren vindt deels ook toevallig plaats, informeel en niet georganiseerd. Volgens hem werkt spontaan leren juist motiverend. Je zou leeromgevingen wel zodanig moeten vormgeven dat meer kansen voor informeel leren ontstaat. Denk daarbij aan veel interactiemogelijkheden waaruit spontaan zelfgeorganiseerde leeractiviteiten kunnen ontstaan. Via een portfolio kunnen lerenden dan vastleggen wat zij hebben geleerd.
- Assessment. Daarbij benadrukt Dochy het belang van “assessment for learning”, waarbij wederom feedback van groot belang is. Hij benadrukt het belang van basiskennis, en het toetsen ervan, maar waarschuwt voor het creëren van een hordenloop. De lerende zou vooral bevestigd moeten worden in wat h/zij wel kan om gemotiveerd te blijven. Je hebt al met al volgens Filip Dochy een “evenwichtig toets- en assessmentinstrumentarium” nodig.
We moeten dus onder meer de manier van toetsen veranderen (beoordelen integreren in het leerproces, bijvoorbeeld door lerenden producten te laten maken). Ook moet je lerenden dus zelf het roer in handen geven. De mate waarin je gelooft het zelf te kunnen regelen en de kans krijgt dat te doen is dan van groot belang. Ook zouden we meer gebruik moeten maken van YouTube.
Dochy’s ‘High impact learning’-model brengt in feite elementen bij elkaar waarvan we (bijna zeker) weten dat ze kunnen leiden tot goede leeresultaten. Daarnaast heeft hij een brede kijk op leren (niet alleen formeel). Tegelijkertijd leidt dit bij mij tot verbazing over de populariteit van het model. Het bevat immers niet veel nieuws. Maar goed. Dit is beter dan nieuwe aanpakken waarvan we niet weten of ze leiden tot beter leren.
Wat me vandaag wel opviel was de stelligheid waarmee Dochy een aantal feiten presenteerden. Neem het 70:20:10-D principe. Zo iets hebben we eerder gezien, en daar zijn we toch veel genuanceerder over gaan denken. Of neem de veronderstelde impact van teams. De effectiviteit ervan is afhankelijk van verschillende factoren.
Verder verbaasde mij zijn pleidooi om veel meer te doen met YouTube. De kwaliteit van video’s verschilt immers. Ook zijn veel onderwijsvideo’s vaak sterk gericht op uitleg. Dochy bakende ook niet goed af wat hij precies verstaat onder ‘eenrichtins lesgeven’. Dat zal vast niet hetzelfde zijn als ‘direct instruction’ waarvan de effectiviteit namelijk als een paal boven water staat (in veel gevallen en mits goed uitgevoerd; zie de meta-studie van Hatty).
Geen berichten